Ergens was iemand
Dante • 7 september 2025
Ergens was iemand

Beste hulpverlener,
Weet je nog, toen ik in paniek belde aan het einde van je werkdag? Hoe je tijd nam mij te spreken, hoopte iets te kunnen doen? Dat het ons niet lukte en je moest zeggen dat je op ging hangen, naar huis moest? Weet je nog hoe ‘hysterisch’ ik werd? Ik moest er vandaag aan denken. Met een mengeling van verdriet en dankbaarheid, de schaamte en woede voorbij.
Wat moet het ook lastig voor jou zijn geweest. Ik stelde mij voor hoe je misschien al een aantal keren gedacht had dat je af moest ronden. Hoe je probeerde je tijd te rekken. Hoe je je ´liet overhalen´, en hoe je waarschijnlijk wist dat je, eenmaal opgehangen, moest verdragen. Ik stelde mij het moment voor, en moest zelf slikken bij dat idee, dat je de verbinding verbrak. Een laatste check in je mail, je gedachten bij het telefoontje. 'Had ik iets anders kunnen doen?'. Een diepe zucht. 'Ze was heel dwingend, op een gegeven moment is het klaar!'. 'Ik-kon-niks-meer-doen', en hoe je dat misschien ongemakkelijk, verdrietig maakt of misselijk en boos. Niet alleen geconfronteerd met mijn onmacht, maar ook met die van jezelf.
Ik stelde mij voor hoe je opstond, je jas pakt, het bonzende hart, omdat je iemand alleen hebt moeten laten. Verlaten? Op de fiets of in de auto, fysiek op weg naar huis, je gedachten naar mij.
Weet je, ik dacht eraan, hoe naar ik het vind, dat ik je in die positie dwong. Hoe ik had willen roepen ‘Ik meen dit niet!’. Ik vond het vreselijk je tot 'dader' te maken. Je verantwoordelijk te maken voor mijn leven, lijden en dood. Ik begrijp dat het niet klopte wat ik zei, dat het niet over jou ging, niet over nu, dat het echo’s waren, maar ik was niet in staat het te stoppen.
Het was ook het niet kúnnen realiseren dat er, op dat moment, nergens meer iemand was die kon of wist. Ik moest boos worden om wat je niet deed - en wel móest kunnen. Want als jij het ook niet meer kon of wist, dan was het lijden voor mij ondraaglijk, zonder hoop op perspectief.
Zolang mijn woede jouw aandacht had, had ik controle. Niet over jou of over jouw tijd, maar over mijzelf. Over de hoop die ik dreigde te verliezen. Zolang jij de oplossing was voor mijn lijden, kon ik blijven hopen. Zolang ik woede voelde dat je mij had laten stikken, kon ik blijven geloven dat er érgens íemand was. De paniek en woede waren manieren houvast te vinden in een wereld die ik los was gaan laten. Om érgens een lijntje te houden met een oplossing. Ik maakte jou verantwoordelijk omdat ik het nodig had te kunnen blijven hopen. In wezen was het paniek dat zich aan het leven vastklampte, niet aan jou. Maar jij moest verdragen. Dat spijt mij.
Bedankt dat je bleef. Dat ik boos mocht zijn en bang. Dat ik mij niet hoefde te verantwoorden, verontschuldigen of verdedigen. Dat ik aan mocht haken, dat jij aanhaakte. Dat ik het je onmogelijk heb mogen maken zodat ik de verbinding, met hoop en leven, niet hoefde te verbreken.
Want érgens was íemand.